De Aarde is de derde planeet vanaf de Zon in het Zonnestelsel. De atmosfeer is na het ontstaan van de aarde voortdurend en aanmerkelijk veranderd. Mede door de activiteiten van primitieve organismen kon de biosfeer zich verder uitbreiden en ontstonden meer stabiele omstandigheden op aarde. Ondanks regionale verschillen in klimaat – door breedtegraad en andere geografische factoren – is het gemiddelde wereldwijde klimaat redelijk stabiel tijdens interglaciale perioden. Wijzigingen in de temperatuur van enkele graden hadden al grote invloed op de ecologische omstandigheden.

De aardkorst is samengesteld uit verschillende schollen die zich over de onderliggende aardmantel verplaatsen. Het binnenste van de planeet is actief, met een dikke laag gesmolten gesteente en een ijzerhoudende kern die een magnetisch veld voortbrengt.

Ongeveer 70 procent van het aardoppervlak bestaat uit oceanen met zout water, in een complex stroomsysteem. De rest bestaat uit continenten en eilanden. Het grootste deel van het bewoonde land bevindt zich op het noordelijk halfrond.

Prominente kenmerken van het Aardse klimaat zijn de twee grote poolgebieden, twee smalle gematigde zones, en brede tropische/subtropische stroken rond de evenaar. Verschillende natuurverschijnselen vinden plaats in de atmosfeer, en hebben te maken met het weer en de elementen. Neerslagpatronen variëren sterk met locatie. De hoeveelheid neerslag kan uiteenlopen van enkele meters tot minder dan een millimeter per jaar.