
Dit artikel geeft een samenvatting van wetenschappelijke theorieën over en inzichten in de geschiedenis van het systeem Aarde, dat bestaat uit de aardatmosfeer, de hydrosfeer, de biosfeer en de vaste Aarde. Deze inzichten zijn ontstaan door ontdekkingen in zeer uiteenlopende vakgebieden, zoals geochemie, geologie, evolutiebiologie, paleomagnetisme, ecologie, seismologie of astronomie. Nog steeds bestaan met name over de vroegste geschiedenis van de Aarde onduidelijkheden, waarover de wetenschappelijke inzichten nog verschillen.
De geschiedenis van de Aarde wordt weleens vergeleken met het verloop van een dag, waarbij 53.000 jaar wordt voorgesteld door een seconde.
Het eerste eon van de geschiedenis van de Aarde wordt het Archeïcum (Engels: Archean) genoemd. Het duurde tot 2,5 miljard jaar geleden. De oudste op Aarde gevonden gesteenten zijn ongeveer 4,0 miljard jaar oud. De tijd tussen de vorming van deze gesteenten en de vorming van de Aarde wordt soms als een apart eon gezien, dat Hadeïcum of Hadean wordt genoemd. Omdat geen gesteente uit deze tijd bewaard is gebleven is er weinig over bekend, behalve dat de Aarde bloot moet hebben gestaan aan een bombardement van meteorieten. De grote warmtestroom moet bovendien voor hevig vulkanisme hebben gezorgd. Er zijn wel sporadisch kristallen van zirkoon gevonden die ouder zijn dan 4,0 miljard jaar. Uit onderzoek van deze kristallen blijkt dat er wel al sinds 4,3 miljard jaar vloeibaar water in de vorm van zeeën aanwezig was. Rond 4,0 miljard jaar geleden hield het meteorietenbombardement op en was het ook koeler geworden. Vanwege de samenstelling van de Archeïsche atmosfeer was de Aarde echter nog steeds een planeet waarop hedendaags leven niet mogelijk was.
Het zonnestelsel ontstond waarschijnlijk uit een interstellaire roterende moleculaire wolk, de zonnenevel, die voornamelijk bestond uit waterstof, helium en zwaardere elementen. De Zonnenevel begon ongeveer 4,6 Ga geleden onder zijn eigen gewicht samen te trekken of doordat een nabije ster als supernova explodeerde waarvan de schokgolf de zonnenevel trof. Deze contractie zorgde samen met de steeds snellere rotatie van de zonnenevel dat het geheel afplatte tot een protoplanetaire schijf.
De meeste massa concentreerde zich in het midden van de schijf en warmde op door de wrijving van de samentrekkende massa, totdat kernfusie (van waterstof naar helium) mogelijk werd. Zo werd een T Tauri-ster geboren: de Zon. In de rest van de gas- en stofwolk zorgde de zwaartekracht voor het samenballen van materie rond stofdeeltjes, waardoor de wolk in ringen uit elkaar viel. Bij botsingen tussen deeltjesmaterie werden steeds grotere fragmenten gevormd, een proces dat accretie genoemd wordt. Dit leidde tot de vorming van zogenaamde planetesimalen of protoplaneten van meerdere tientallen kilometers in diameter.


