Mensen (Homo sapiens) zijn intelligente primaten die gekenmerkt worden door hun rechtopstaande houding en tweevoetige voortbeweging, hun fijne motoriek en gebruik van werktuigen, hun complex taalgebruik en geavanceerde en zeer georganiseerde samenlevingen. De mens is de enige nog bestaande vertegenwoordiger van het geslacht Homo en maakt samen met chimpansees, bonobo’s, gorilla’s en orang-oetans deel uit van de familie Hominidae (mensachtigen).
De moderne mens ontstond ongeveer 300.000 jaar geleden in Afrika. Het evolutionaire succes van de mens wordt verklaard door onder meer het grotere brein met een goed ontwikkelde prefrontale cortex en temporale kwabben, die nodig zijn voor abstract redeneren, taalverwerving, probleemoplossing, evenals de ontwikkeling van socialiteit en cultuur. Mensen gebruiken werktuigen vaker en effectiever dan welk ander dier dan ook: het zijn de enige levende wezens die vuur beheersen, voedsel bereiden, zichzelf kleden en tal van technologieën en kunstwerken kunnen vervaardigen.
De mens gebruikt symbolische communicatie als taal en kunst om zichzelf uit te drukken en ideeën uit te wisselen. De sociale interacties tussen mensen gaven aanleiding tot het ontstaan van uiteenlopende waarden, sociale normen en rituelen, die samen de grondslag vormden van samenlevingen. Uit het menselijke verlangen om de omgeving te begrijpen en te beïnvloeden zijn onder meer wetenschap, filosofie, mythologie, religie en tal van andere kennisgebieden voortgevloeid.
Het dier:
De dieren (Animalia) vormen een rijk van meercellige levende wezens die tot de eukaryoten behoren. Dieren zijn een zeer diverse groep levensvormen die zich voeden met organisch materiaal, zuurstof ademen, en zich in de regel geslachtelijk voortplanten. De meeste dieren kunnen zich actief voortbewegen en op hun omgeving reageren door middel van zintuigen. Er zijn meer dan 1.5 miljoen diersoorten beschreven, waarvan ruim 1 miljoen tot de insecten behoren. De wetenschap die het dierenrijk bestudeert heet de zoölogie.
Bijna alle levende diersoorten behoren tot de Bilateria, een grote groep waarvan de vertegenwoordigers een tweezijdig symmetrisch bouwplan hebben. De Bilateria kan op basis van verschillen in de embryonale ontwikkeling verdeeld worden in twee grote hoofdlijnen: de Protostomia, waaronder de wormen, geleedpotigen en weekdieren vallen, en de Deuterostomia, waartoe de stekelhuidigen en chordadieren (en gewervelden) behoren. De oudste fossielen van de eerste dieren zijn ruwweg 540 miljoen jaar oud. Dit waren relatief eenvoudige zeewezens, die een snelle diversificatie ondergingen gedurende de Cambrische explosie.
De classificatie en indeling van het dierenrijk is door de geschiedenis heen sterk veranderd. Carl Linnaeus ontwikkelde in 1758 het eerste hiërarchische systeem, Systema naturae, maar richtte zich vooral op gewervelden. Deze classificatie werd in 1809 door Jean Lamarck uitgebreid naar veertien fyla. Ernst Haeckel verdeelde het dierenrijk een eeuw later onder in de meercellige Metazoa en de eencellige Protozoa. Tegenwoordig worden diersoorten meestal geclassificeerd op basis van moleculair-genetische technieken, die zeer precies evolutionaire verwantschappen kunnen aantonen.
